10 jaar OLA! – Architectuur Lokaal
Bijeenkomst ter gelegenheid van het feit dat het Overleg Lokale Architectuurcentra (OLA) 10 jaar geleden werd opgericht. Op 27 januari 2003 was het precies 10 jaar geleden dat het Overleg Lokale Architectuurcentra (OLA) werd opgericht. Kwamen er in 1993 nog 8 centra bij elkaar om een eerste stap te zetten in de richting van reguliere uitwisseling van ideeën, in 2003 zijn er zo’n 40 architectuurcentra in Nederland actief.
Achtergrond
In december 1992 nam Maarten Kloos, directeur van ARCAM, het initiatief om met de toen bestaande architectuurcentra bijeen te komen om elkaar en elkaars (op te richten) organisatie te leren kennen. De eerste bijeenkomst, een maand later, heeft geleid tot het Overleg Lokale Architectuurcentra, een informeel netwerk voor ideeënuitwisseling, afstemming en informatie; een voedingsbodem voor beginnende centra en een klankbord voor de centra die al langer draaien, met Architectuur Lokaal als coördinator.
Op 29 januari 2003 was het dus precies 10 jaar geleden dat de pioniers van een klein aantal centra voor het eerst bij elkaar kwamen. Door de veelheid van activiteiten die de centra nu organiseren en door het podium dat ze samen bieden maken al deze initiatieven een wezenlijk onderdeel uit van het architectuurklimaat in Nederland. Het totale beeld werd in 1999 vastgelegd in het door Architectuur Lokaal uitgegeven boek POKON, architectuurcentra in Nederland.
Pokon II
Om het 10-jarig bestaan van het OLA te vieren heeft Architectuur Lokaal een feest georganiseerd voor alle architectuurcentra, verwante organisaties en oudgedienden. Het OLA heeft Architectuur Lokaal tevens gevraagd een nieuwe, herziene versie van het boek POKON (II). Architectuurcentra in Nederland uit te brengen, waarvan het eerste exemplaar tijdens de bijeenkomst is uitgereikt aan Janny Rodermond, directeur van het Stimuleringsfonds voor Architectuur. Maarten Kloos overhandigde haar het boekje als afsluiting van zijn verhaal over de geschiedenis en toekomst van het OLA, waarin hij oude herinneringen ophaalde en met een kritische blik keek naar wat er nog komen gaat. Ook Janny Rodermond keek vooruit naar de periode van de volgende cultuurnota en merkte op dat, gezien de huidige economische en politieke situatie, het niet altijd makkelijk zal zijn voldoende geld op tafel te krijgen voor de lokale architectuurcentra.
Toch ziet zij een blijvende actieve, stimulerende rol weggelegd voor de centra, juist in de hedendaagse maatschappij, waarin burgers zich steeds verder verwijderd voelen van de politieke besluitvorming en behoefte hebben aan organisaties die erin slagen die kloof te verkleinen. Juist op lokaal niveau, zo voegde ze eraan toe, “moet de overheid burgers het idee geven dat ze er toe doen. Dat hun situatie en hun problemen aandacht krijgen. Ze moet zorgen dat de openbare ruimte onderhouden wordt en veilig is, scholen en andere publieke voorzieningen niet te grootschalig worden en mensen zich weer thuis voelen in hun eigen stad. Architectuurcentra kunnen daaraan een bijdrage leveren door de aandacht te vestigen op problemen en potenties in stad, straat en buurt”, concludeerde zij.
Architectuurcentra spelen dus nog steeds een rol als bruggenbouwer tussen lokaal bestuur en bewoners, een functie die voor veel centra vanaf het allereerste begin een belangrijke drijfveer is geweest. Uit vergelijking van beide POKON-edities blijkt wel dat de centra in de loop der jaren enorm geprofessionaliseerd zijn. Daarmee wordt niet gedoeld op de doelstellingen, die nog steeds gericht zijn op het structureel, publieksgericht aandacht aan architectuur te geven. Wat er wél is veranderd, is de organisatiegraad van de instellingen, hetgeen men kan aflezen aan de groei in het aantal medewerkers in vaste dienst, de verbeterde huisvesting en de gestegen exploitatie. Werden de architectuurcentra in de eerste editie van POKON nog omschreven als een ‘fenomeen in opkomst’, nu kan worden gesteld dat zij een geïnstitutionaliseerd type culturele instellingen zijn geworden in Nederland.